zandpoortvest 10
be 2800 mechelen
t +32 15 336 336
m (b) +32 478 811 441
m (d) +32 475 477 478
Het blootleggen en in vraag stellen van typisch
menselijke patronen en structuren vormt eveneens een aspect in het werk
van Marilou van Lierop. Maar de mens staat bij haar
allesbehalve centraal. Eerder focust zij op de verhoudingen tussen mens,
dier en natuur, en kent zij aan het landschap de hoofdrol toe. Zo ook
in de vier panorama’s aan de grote wanden van de galerie.
De laat-middeleeuwse referent in deze quadrilogie (denk aan de hoge standpunten
die worden ingenomen, of het grafisch detaillisme waarmee bepaalde motieven
worden uitgewerkt) is voor een kunsthistorisch getraind oog onontkenbaar.
Maar Van Lierop doet meer dan enkel verwijzen naar de schilderkunstige
traditie. Ze actualiseert het klassieke genre door de landschappen van
een lichamelijke dimensie te voorzien, die puur biologische, maar ook intermenselijke
structuren blootlegt. Zo is ze gefascineerd door het al dan niet bewuste
groepsgedrag van levende wezens, wat zich bijvoorbeeld uit in de zwerm ‘stipjes’
die in het derde panorama over een eerder wazige ondergrond vliegt. Het dynamisme
dat een zwerm insecten of een vlucht vogels aan de dag legt, vertaalt zij ook
in het herenigen van verschillende perspectieven in één landschap.
Zo dient de toeschouwer bij het horizontaal lezen van de panorama’s
beroep te doen op zijn vermogen zich snel aan te passen aan een ongekende
situatie, een nieuwe context.
De verspringende gezichtspunten vormen de link met de kleinere werkjes
aan de zijwanden. In deze overschilderde gevonden foto’s brengt Van Lierop de
eveneens snel veranderende sociale structuren aan het licht. Door bepaalde elementen
(zoals enkele badmutsen in een massa zwemmers, of de randen van het ‘kassameubilair’
in een grootwarenhuis) op te lichten, benadrukt zij duidelijk aanwezige
structuren, die ons positioneren in een groter geheel, maar waarvan we
ons weinig of niet bewust zijn.
Liesbeth Decan, 2005, naar aanleiding van de tentoonstelling 'And She Was'.
Sinds Petrarca wordt de mens door een schijnbaar overzicht op een landschap
sensitief opgeladen. De kijker ervaart op een heuvel of bergtop een samenhang
tussen wat hij ziet en niet kan waarnemen. Hij vult aan in wat in het
beeld lijkt te zijn weggelaten. En hij doet dit door de krioelende onder-
en bovengrond van het landschap te vergeten. Doordrongen met een gelukzalig
gevoel een geheel te hebben ervaren en zichzelf prijzend voor de daarbij
opborrelende inzichten, wandelt hij met een hernieuwd geloof in de mensheid
en een versterkt zelfvertrouwen terug naar beneden waar alles zich zoals
voordien kan herhalen. Of misschien net iets anders? De bergtopblik laat
het beneden tamelijk snel afweten. Het verlangen om naar boven te kruipen
dringt zich opnieuw op. Hoe overstijgend menselijk!
Biedt over-zicht inzicht? Niet bepaald, maar we kunnen het blijkbaar
uit een mengeling van zelfbehoud en een drang tot zelfoverstijging niet
laten.
Inzicht krijgen is (oh zo) gevaarlijk, zeker als er rekening wordt gehouden
met het ontsnappingsvermogen van een inzicht.LEVE DE KUNST!Hoe komt het
dat slechts weinig mensen in confrontatie met complexere systemen - zoals
de krioelende onder - en bovengrond - spontaan rust, troost en geluk kunnen
ervaren zonder deze eerst te hoeven overzichtelijk te maken? Een mens glimlacht
zelden in het oog van een verder kruipende ingewikkeldheid met haast oneindige
vertakkingen. En schaterlachen doet hij al helemaal niet, tenzij in een
aanval van plotse paniek. We worden er onrustig, uitgeput of angstig van,
soms zelfs agressief. Maar niet altijd.
Een complex is toch gewoon 'een samengesteld geheel' dat gedeeltelijk als
inzichtelijk kan worden ervaren en gedeeltelijk ontsnapt. De ontsnapping
vergeten uit een inzicht kan dodelijk zijn voor de complexiteit. Is er
een schuldige? Overbodige vraag. Het is menselijk.
Hij die de complexiteit versimpelt door een overzicht te bieden? Of diegene
die de complexiteit inzichtelijker tracht te maken door de leegte en de
verlatenheid erin te laten voortbestaan? Het is meestal de eerste die het
vertrouwen van 'de meerderheid' wint. Marilou van Lierop echter durft de
confrontatie met de leegte en de verlatenheid aan. Ze tracht ze niet te
temmen, ze maakt er de potentiële patronen en structuren van vrij
zonder ze af te zonderen.
Alhoewel sinds de renaissance het gevoel van heelheid beetje bij beetje
verloren ging door de anatomische opening van het lichaam - en het landschap
- is de mens zijn verlangen naar heelheid niet verloren. Als men zich heel
voelt, al gebeurt het maar een paar seconden in een lange periode, dan
is men opgeladen met energie en kan men er weer tegenaan. Een ervaring
van heelheid kan ook ontstaan bij complexere in-zichten en aangezichten
zonder dat een overzicht wordt geboden. Maar het eist wellicht wel iets
meer van een performer/ kijker. De naakte kwetsbaarheid van de overgave
is een nobele overlevingsstrategie. Voor dat je het goed beseft, word je
opeens onderuit gehaald in plaats van bovenaf, van onderuit of van op de
zijlijn toe te kijken. De schilderijen van Marilou van Lierop vragen iets
dergelijks van een kijker, hetzij zeer subtiel. Touching the void is de
filmtitel van Joe Simpson’ s autobiografisch boek. Het is de getuigenis
van een aan de 'waanzin' blootgestelde, gewonde en achtergelaten bergbeklimmer
die op pijnlijke wijze heeft ervaren dat het niet de bergtoppen zijn die
zijn klim-performances domineerden, maar enkele uitstekende rotsen en gletsjerwanden,
die van op de top en de begane grond niet zichtbaar waren.
Marilou van Lierop schildert landschappen, ook dieren en mensen. En ze
benadert ze op een analoge manier. In haar landschappen doorprikt ze
de schijnbare overzichtsfunctie van een panorama en hekelt de categorieën
waarmee kunsthistorici de landschapsschilderkunst te lijf gaan. Deze
panoramische landschappen lijken nochtans bij een eerste blik haast 'waarheidsgetrouwe'
representaties te zijn, geschilderd door een detaillistisch en perfectionistisch
kunstenaar die zich in de landschapsschilderkunst van de oude meesters
heeft bekwaamd. Als weidse verzichten bezitten ze het pseudo-realistisch
karakter van de atmosferische landschappen die de renaissancistische
schilderkunst van bijvoorbeeld Joachim Patenir (de groenblauwige onderdompeling
van het landschap) of de Italianen Leonardo da Vinci (achtergrond van
De Maagd van de Rotsen, Parijse versie), Verrochio (achtergrond van De
Doop van Christus), Giovanni Bellini (In het Hof van de Olijven) en Andrea
Mantegna (idem) evoceert. Ook in deze schilderijen leggen natuurdetails
wel eens meer bloot over een persoonlijke visie op de mens dan men zou
vermoeden. Bellini's vreemde rotspartijen worden door menig kijker zowel
erotisch als mystiek ervaren. Waarschijnlijk hangt dit ook af van welk
type mens ernaar kijkt. Een mens interpreteert een landschap en subjectiveert
het instinctief met zijn eigen verlangens en hiaten. De verschillende,
aangewende perspectieven ontnemen echter al gauw deze wankele positie
van pseudo-realisme en verwringen de overzichtsfunctie van het panoramisch
zicht. Van Lierop heeft op fijne stoelpoten en licht gekromde, uitgestrekte
panelen geschilderd zodat een blik van nabij zich bij vele werken opdringt.
Van dichtbij zie je een (an)organisch ingegeven landschap, met transparante
vliezen overtrokken rotspartijen. Ook deze in-zichtelijke landschappen
blijken zich niet in hun geheel te willen laten vatten. In het onderzoek
en de uitwerking van een detail dat verweven, verbonden, samenhangt met
andere elementen of zich loskoppelt, laat de kunstenares de complexe
samenhang van een potentieel geheel aanvoelen zonder dat evenwel een
overzicht wordt geboden.
Elke mens is een type dat zich niet volledig wil laten kennen. Elke mens
wil tot op bepaalde hoogte graag gekend, herkend en bekend zijn, voor een
kleine of grote groep, of één enkel individu. Elke mens is
een type dat intuïtief gelijken aantrekt. Eenzaten drinken niet elke
dinsdag van het jaar met elkaar een kop koffie, maar toch vinden ze elkaar
wel ergens tussen de dagen en nachten in. Een ene groep gelijken (diegenen
die een meerderheid rond zich kunnen scharen) domineert steeds een andere
groep gelijken (een minderheid die daar niet in slaagt). Tot op heden blijkt
daar weinig tegen te doen. Zij die een meerderheid rond zich kunnen verzamelen
betalen hun prijs en een minderheid wordt door de gewonnen meerderheid
van dienst wel tot het betalen van een prijs aangezet. Een minderheid kan
bij momenten daar wel subtiel en onverwachts aan ontsnappen, maar nooit
rechtstreeks.
De paarden van Marilou van Lierop vechten. De konijnen worstelen. Een landschap
van Marilou van Lierop is een onder- én bovenhuid. Het gelijkt op
een mens, een type mens met ingebakken patronen, slingerend tussen creëren
en vernietigen, maar toch vertrouwend op een ingegeven intuïtie. De
huid van een in zichzelf kerende berg wordt in haar schilderijen overtrokken
met het vlies van een woekerende diepte. Een tumor gelijkt qua vorm, soms
zelfs inhoudelijk, op een foetus. De gekrakeleerde textuur van de met zorg
uitgekozen of gemaakte dragers, een ontwrichte stoelpoot, een rugleuning
of een gebogen paneel verlenen deze in-zichtelijke landschappen hun achterna
hollende herinneringen. De insluipende kunst van Marilou van Lierop draagt
zijdelingse inzichten op de mens en zijn intuïtieve omgangs- en overlevingspatronen.
Sofie Van Loo (Roisin version)
Enkele beschouwingen bij het werk van Marilou Van Lierop.Een potloodtekening
van 2 bij 1,5 meter. Het is een rotspartij, een rotswand vol gaten, spelonken,
holen: vormen als vlekken die doen dromen. Je ziet ook dieren als je
dat wilt. Je ziet wat je erin zou willen zien, een totaliteit als een
lichamelijk landschap vol variatie, dat zich opent, zich laat exploreren.
Je vindt er zeker een schuilplaats. Deze tekening is één
van Marilou Van Lierops eerste werken en het is ook een beetje een statement.
Het is een wereld zonder mensen: mogelijk uit een voormenselijk verleden,
een paar miljoen of een paar miljard jaar geleden, het maakt niet uit.
In elk geval: niet door mensen verstoord.
Vanuit deze menselijke afwezigheid zal zich in haar werk een mensbeeld
gaan ontwikkelen. Tegenover die bijna eeuwigheid is het korte stukje menselijk
bestaan immers maar een schijntje, een incident de parcours, een aanwezigheid
in de marge van de tijd. En in die ruimtelijke onbegrensdheid, die heelheid
die men aarde noemt, daar staat de mens niet tegenover, hij neemt juist
zelf deel aan die globaliteit. Zo een mens- en wereldbeeld is niet antropocentrisch.
De mens die hier wandelt is niet de centrale uitverkorene van een door
hemzelf uitgevonden godheid, niet de heerser over de schepping zoals hij
vanuit de drie klassieke machtsgodsdiensten door God werd gemandateerd.
Hij is eerder een bescheiden beheerder, een conciërge van een ongelooflijk
kostbaar patrimonium dat zo respectvol mogelijk aan volgende generaties
wordt doorgegeven. Het mag immers nog een tijdje meegaan.
Marilous volgende werken gaan over de verhouding tussen cultuur en natuur,
niet als tegenstelling maar in elkaars verlengde, als dialoog, een vorm
van coexistentie en bescherming: cultuur is een product van het stuk natuur
dat de mens zelf ook is. Het werk bestaat uit blokjes hout die samen met
hun plastic verpakking oud worden, en zo stilaan de op het plastic getekende
landschap zien vervagen.
Nu komt het landschap tot zijn volle ontplooiing. Het is, zoals in de grote
potloodtekening, een verbeeldingslandschap. Het ontrolt zich in een fascinerende
weidse ruimte, zoals trouwens verbeeldingslandschappen in de vroege Renaissance
van Patinir tot Holbein dat ook deden, maar dan zonder figuratie. Het
wordt aangebracht, eerst met was en later ook met olieverf op zittingen
en stijlen van stoelen: op effectieve dragers en steunen van kortstondige
menselijke aanwezigheid. Het stimuleert die verbeelding ook in een wisselwerking
van zowel vlekkige als preciesere uitgewerkte gedeelten, als gelijktijdige
verschijningsvormen van een verschillende perceptie.
En het landschap wordt nog grootser, ook letterlijk, want de zittingen
en stijlen worden nu lange, lichtjes tot spanten gebogen planken die zich
van links naar rechts laten lezen en zo een panoramisch parcours volgen,
over wegen, bergen en zeeën. Die landschappen kunnen, zoals gezegd,
ook puur lichamelijk zijn. Onze lichamen bestaan immers uit vele miljarden
cellen, uit een immense oppervlakte aan membranen, celwanden en vliezen.
Dergelijke vlies-landschappen tonen de kracht van de natuur die we zelf
zijn, de levenskracht, vruchtbaarheid en groei die we in ons dragen. Nog
andere landschappen spreken vanuit hun tactiele kwaliteiten, ze laten de
huid van hun drager meespelen of suggereren uiteenlopende tactiele ervaringen,
van de zachtheid van pels tot de onvatbare ijlheid van wolken.
Maar of ze nu ruimtelijk dan wel lichamelijk zijn geïnspireerd, steeds
tonen de landschappen zich als een continuüm, vrij en wars van een
dwang tot compositie, lineair, harmonisch en met een licht geëleveerd
vogelperspectief dat hun beloftevolle weidsheid ook als vruchtbaar potentieel
reservoir reveleert.
De kracht van de natuur is evenwel ook blind, ze is niet doelgericht, tenzij
op zichzelf en op het eigen overleven. De natuur is wreed en in naar niets
ontziende woestheid verwoest ze ook het leven. Deze ferocity of life kent
een intense uitdrukking in een gevecht tussen dieren, een tekening met
een gigantomachie van wel honderdduizend paarden. Door de fantastische
schaal lijkt de tekening eerder te slaan op een menselijk conflict, op
de ongebreidelde kracht en de ferocity die ook de ontwikkeling en de geschiedenis
van de menselijke soort kenmerkt en waarvan, zoals we weten, de primitieve
reflexen tot de eigen ondergang kunnen leiden. De empathie en wijsheid
van de beheerder is niet verenigbaar met het primitieve fantasme van de
eigen waarheid en het eigen gelijk.
Toch bevat de natuurkracht die de menselijke samenleving stuwt tegelijk
ook een zeer positief gegeven, in de mate dat deze samenleving zichzelf
structureert, zich omvormt, zich aanpast en soepel op de omstandigheden
reageert. Deze mate van zelforganisatie bevat in haar dynamiek een eigen
schoonheid en is een kenmerk van het leven, in al zijn vormen, tout court.
Recent is Marilou Van Lierop foto’s gaan bewerken. De foto dient
als vertrekpunt, ze wordt gekanteld en met grijze, zwarte en witte tinten
olieverf gemanipuleerd. Het aanvankelijk gestructureerde beeld wordt zo
tot een andere, onderliggende structuur gebracht. Gaandeweg verschijnt
in dit aanvangsbeeld nu ook, voor het eerst, de mens. De foto wordt nu
niet langer omgedraaid en de mensen blijken zich op hun beurt binnen allerlei
structuren te bevinden. Kassiersters werken in een supermarkt binnen een
patroon van vormherhalingen (de kassa’s), een groot aantal zwemmers
worden opgehoogd tot structuren die aan sterrenbeelden doen denken, ogen
en blikken van mensen worden met elkaar verbonden tot ‘kijklijnen’
die ruimtelijke vlakken en vormen doen ontstaan.
Het door de verf laten oplichten van al deze structurele relaties, verbanden
en onderliggende dynamieken suggereert weer een ander aspect van de globaliteit
waarin we leven: synchroniciteit. Op deze wijze schrijft Marilou Van Lierop
zich in in een visie op de werkelijkheid als globaliteit, waarin schoonheid
en onvatbaarheid worden gevrijwaard vanuit een onvoorstelbare complexe
verscheidenheid en gelijktijdigheid van fenomenen, verbanden en gebeurtenissen.
Piet Vanrobaeys, zomer 2005